Alain Gilles, een vrije geest

De Brusselse Alain Gilles (1970-) studeerde aanvankelijk politieke wetenschappen en marketingmanagement. Begin jaren 2000 liet hij de financiële sector achter zich liggen om een opleiding industrieel design te volgen. In 2012, vijf jaar na de lancering van zijn studio, werd hij uitgeroepen tot Designer van het Jaar en intussen is hij partner van talloze Belgische en internationale uitgevers. Hij verwelkomde ons in zijn studio, een pure plek die veel ruimte laat voor verbeelding. De studio in het noorden van Brussel, onder de loft waar hij met zijn gezin woont, weerspiegelt de mindset waarin hij al meer dan twee decennia leeft, denkt, droomt en werkt.

Portet van Alain Gilles
Alain Gilles, een designer die zichtbaar gelukkig is met zijn passie voor design. Hij werd gefotografeerd in zijn Brusselse studio met de kurktegels Morse, een van zijn recente creaties voor het jonge Belgische merk van decoratieve objecten en akoestische isolatie Greenmood. Portret en foto’s: Mireille Roobaert voor IDEAT

‘In een wereld die steeds onpersoonlijker wordt, wordt het fysieke object een verlengstuk van jezelf.’ Alain Gilles, designer

Table of Contents

IDEAT: De salon waarin we ons bevinden is die van je privéwoning, waar je al meer dan 20 jaar woont met je gezin. Je zegt dat je vrouw veel te maken heeft gehad met je carrièreswitch. Hoe is dat verlopen?

Alain Gilles: (Hij glimlacht) Het is waar dat mijn verhaal vooral een verhaal over vrouwen is. Mijn moeder zag design als een hobby, iets wat ik altijd kon doen naast al het andere. Mijn bewustwording heb ik dus te danken aan de tweede vrouw in mijn leven. Dankzij haar steun besliste ik op een dag dat het misschien tijd was om me op een andere manier te ontplooien. Toen ik jong was, dwaalde ik lang tussen kunst, design en grafisch ontwerp. Ik hield ervan om waterdruppeltjes op een droge grond te observeren – en te fotograferen – en deze compositie te gebruiken om nieuwe ideeën te genereren. Mijn eerste roeping was niet zo nauw verbonden met design op zich, maar ik denk dat ik in dit beroep eindelijk de legitimiteit heb gevonden die ik miste.

Je hebt je studio in 2007 opgericht. Wat is er veranderd in je manier van werken?

A G: Als ik nu een bed ontwerp voor Saba Italia, zie je nog steeds de overdreven volumes van mijn eerste gegoten stukken. In die tijd begon ik te werken voor Bonaldo, een uitgeverij waar ik nu al 16 jaar mee samenwerk. We ontwierpen een ‘gerasterde’ salontafel, heel symbolisch voor de verandering van perspectief in design: een thema dat Bonaldo na aan het hart lag en dat we daarna bleven uitdiepen. Onmiddellijk daarna ontwierp ik de Big Table, die hun bestseller werd en definieerde ik ook hun merkimago.

Het bed Wabi (2022) van Alain Gilles.
Het bed Wabi (2022) van Alain Gilles met zijn contrasterende vormen, ontworpen voor Saba Italia.

In 2012 werd je in België uitgeroepen tot Designer van het Jaar. Was dit een belangrijk moment in je carrière?

A G: Het is niet zo dat die prijs alles heeft veranderd. Ik werd niet van de ene dag op de andere overspoeld met aanvragen, maar het gaf me wel veel zichtbaarheid. Sterker nog, meer dan tien jaar later wijzen mijn uitgevers nog steeds op deze titel wanneer ze me voorstellen … Ik denk ook dat de afwezigheid van het adjectief ‘Belgisch’ in de titel van de prijs er een extra dimensie aan geeft.

Je hebt lang in de Verenigde Staten gewoond. Voel je je Belg in je benadering?

A G: Ik denk niet dat ik de meest Belgische ontwerper ben die er bestaat! (Lacht) Ik ben een tijdje opgegroeid in Zuid-Frankrijk en heb vele jaren in de Verenigde Staten gewoond … Maar mijn stijl is waarschijnlijk kleurrijker en formeler dan wat vandaag verwacht wordt van Belgisch design. Toch is mijn aanpak heel eerlijk, in die zin dat ik niets decoratiefs doe. En dat is typisch voor de Belgische school, als die al bestaat.

Deze oprechtheid is ook terug te vinden in de tafel, de bank en het rek voor de Kroatische fabrikant Milla&Milli, die in januari te zien zullen zijn op Maison&Objet.

A G: Voor dit nichedesignmerk hebben we gestreefd naar een zekere puurheid. Deze producten geven ons een echt gevoel van oprechtheid dankzij het materiaal, een ruw hout zonder compromissen op het gebied van kwaliteit. Samen speelden we met het idee van dualiteit tussen glad hout en gezandstraalde, geborstelde poten. En de matte houtskoolkleur die we kozen doet denken aan vulkanisch gesteente.

Je zegt dat wanneer je een voorwerp ontwerpt, je je heel goed kan voorstellen hoe het in het dagelijks gebruik zal worden ervaren. Is dat het geval met deze lijn?

A G: Ik projecteer mezelf graag in andere ruimtes en contexten. Voor dit merk, dat is gevestigd nabij de hoofdstad Zagreb maar midden in de bossen, wilde ik geen stoelen ontwerpen als aanvulling op de tafel, zoals me was gevraagd. Ik moest denken aan de setting van een film zoals die van de in Servië geboren filmmaker Emir Kusturica: een feest, een grote tafel, met veel mensen errond … Dus stelde ik voor om een bank te maken. Het is het een soort ontwerp dat mensen samen- brengt en interactie tussen gasten aanmoedigt. Een moment om te delen.

Je schept een echte vertrouwensband met je uitgevers. Is deze langdurige relatie je handelsmerk?

A G: Voor een merk kan het erg winstgevend zijn om met veel namen en nationaliteiten samen te werken, maar dat is niet de manier waarop ik dingen doe in het leven, noch privé noch professioneel. Ik had het geluk dat ik al heel vroeg in mijn carrière het vertrouwen kreeg van bepaalde labels. Op mijn niveau heb ik altijd geprobeerd niets aan het toeval over te laten. Of een product een succes wordt hangt af van een heleboel parameters, maar wat voor mij belangrijk is, is om dat vertrouwen niet te beschamen. Dat gezegd hebbende, kan het jaren duren voordat we elkaar volledig begrijpen. Samenwerken betekent ook uitgedaagd worden. Deze discussie en dit spel tussen een ontwerper en een label kan heel interessant zijn. We bedenken soms ook stukken en gaan dan op zoek naar een merk of fabrikant die ze kan of wil produceren. Onlangs bedachten we een lijn die volledig van glas is gemaakt: een grafisch spel met evenwicht dat een echt technisch hoogstandje is. Uiteindelijk koos Glass Variations, een Franse start-up, ervoor om deze uitdaging met onze studio aan te gaan.

Volgens veel creatieve mensen is tijd de nieuwe luxe. Hoe kijk jij hier tegenaan?

A G: Volgens mij heeft design de ambitie om lang geloofwaardig te blijven. Ik vind het ook leuk om variaties te bedenken voor bepaalde stukken. Maar ook hier wil ik dat de aanpak relevant en eerlijk is.

Net als bij je materiaalkeuze …

A G: Ik ben een fan van nieuwe eenvoud. Ik probeer elk materiaal te gebruiken omwille van zijn eigen structurele eigenschappen en het zo min mogelijk te transformeren. Waarom zou je er anders zoveel over nadenken? Ik heb het geluk om samen te werken met Italiaanse bedrijven en Belgen zoals Hind Rabii, die werkt met fabrieken met een ongeëvenaarde expertise in Italië. Voor glas, keramiek en leer is Italië een land waar alles mogelijk is.

Dat zag je twee jaar geleden ook toen je samenwerkte met het schoenenmerk Fratelli Rossetti.

A G: Ik had een ronde hak ontworpen voor een herenschoen. Eerst zeiden ze dat het onmogelijk was. Een uur later kwamen ze terug naar de fabriek met een oplossing. Naar mijn mening hebben Italianen één fundamenteel ding goed begrepen op vlak van creatie en design: als iets moeilijk is, biedt het een kans om aan te grijpen, de kans om vooruitgang te boeken. Voor de Milan Fashion Week ontwierp onze studio etalages voor Fratelli Rosseti; een schijnbaar anekdotische oefening, maar wel een die ons dwong om onze boodschap zo duidelijk mogelijk te maken.

Zijn samenwerking met de luxe Italiaanse schoenenfabrikant Fratelli Rossetti in 2021.
Zijn samenwerking met de luxe Italiaanse schoenenfabrikant Fratelli Rossetti in 2021.

Je bent nooit ver afgedwaald in je carrière. Was dit je bedoeling?

A G: Ik dacht, zeker in het begin, dat mijn geloofwaardigheid onder andere afhing van het feit dat ik me moest concentreren op mijn werk als ontwerper in de strikte zin van het woord. Maar nu zie ik de dingen een beetje anders. Zijwegen inslaan betekent ook dat je niet vast komt te zitten in één visie.

Sommige van je meest recente creaties verbinden binnen en buiten, maar op een ietwat onverwachte manier.

A G: Over het algemeen laat ik graag de lijnen ‘vervagen’. Ik verkende dit thema al in 2010 voor BuzziSpace toen ik de BuzziPicNic ontwierp, een tafel om aan te vergaderen, te werken en te praten, alsook een telefooncel voor de mobiele generatie (BuzziHood). Ik werd geïnspireerd door een buitenobject dat met uitsterven werd bedreigd en dat ik heb heruitgevonden voor binnen om een soort toevluchtsoord in een open ruimte te creëren. Een gespannen werkdag kan na verloop van tijd zijn tol eisen bij mensen. In mijn werk pro- beer ik nieuwe vormen van communicatie te ontwikkelen. Ik gebruik ronde tafels in plaats van lange metalen tafels die mensen dwingen tegenover elkaar te zitten, alsof ze in een confrontatie verwikkeld zijn. Ik ben ervan overtuigd dat bepaalde vormkeuzes – rondingen – maar ook materialen zoals hout aangename en geruststellende momenten in de hand werken.

Is het werk aangenaam maken ook het doel van je ‘Carry Away’-lijn voor XLBoom?

A G: Deze reeks bureauaccessoires is ontstaan vanuit een reflectie over nieuwe manieren van werken, zowel thuis als op het werk. We hebben een reeks mobiele opbergsystemen bedacht die gemakkelijk kunnen worden vervoerd, waardoor een lage plank in een werkruimte verandert. Alles kan worden opgeborgen in één compartiment, hoog genoeg om geen rommel te maken. Voor dit merk hebben we ook handgepolijste boekensteunen ontworpen, met een afwerking die het echte vakmanschap in de kijker zet. Het is een bewijs dat het mogelijk is om betaalbare producten aan te bieden met kostbare materialen.

Zijn bijzettafels W8 voor binnen en buiten (2017) voor Ligne Roset.
Zijn bijzettafels W8 voor binnen en buiten (2017) voor Ligne Roset.

De boekensteun zou, net als de boekenkast, bijna als een verouderd object kunnen worden beschouwd.

A G: Integendeel, ik denk dat we een nieuw tijdperk zijn ingegaan. De klassieke boekenkast verdwijnt misschien, maar niet het idee van een mooi boek dat in een huis of kantoor wordt uitgestald. In een wereld die steeds onpersoonlijker wordt, wordt het fysieke object een verlengstuk van jezelf.

Zijn de ontwerpen die je voor uitgevers bedenkt nog steeds van jou?

A G: In zekere zin wel. Op de volgende meubelbeurs in Milaan in april 2024 presenteren we de Cross Armchair voor Bonaldo: de basis bestaat uit een dunne kruisvormige metalen structuur waarop een oversized gestoffeerde zitting zit. Wat me vooral interesseerde in dit project was de voelbare spanning tussen deze verschillende elementen. Het is een onderzoek dat mijn werk heel goed typeert. Maar je kan niet alles controleren. Het is aan de uitgevers en fabrikanten om te beslissen of ze een ontwerp dat we voorstellen wel of niet uitvoeren en tot leven brengen.

Voor het ophangsysteem Cascade (Greenmood) heb je de manier waarop planten worden uitgenodigd in huis herdacht. De tropische planten die uit de boomtoppen vallen, lijkt een soort gesublimeerde jungle op te roepen. Het is alsof je de natuur bekijkt door de ogen van een stadsmens. Een hachelijke onderneming, of niet?

A G: Ik geef toe dat ik bang was voor dit project! Ik ben een ontwerper, geen bloemsierkunstenaar. (Lacht) Dus om mezelf gerust te stellen, vond ik het gepast om een metalen structuur te maken die de natuur verwelkomt, steeds met hetzelfde idee om het perspectief te veranderen. Wat me interesseerde was om de planten van de muur weg te halen en een nieuwe dynamiek te geven.

Voor Greenmood heb je ook Morse ontworpen, een systeem van 3D-tegels als eerbetoon aan de schors van de kurkeik.

A G: Ook hier speelden we in op de eigenschappen van het materiaal. We hebben deze benadering uitgebreid met de ‘Terra’-collectie, een reeks meubels gemaakt van uitgezette kurk en structurele elementen die een stukje natuur uitnodigen in de werkruimte.

Is de natuur een centraal thema of slechts een intermezzo in je stadsleven?

A G: Ik ben een echte stadsmens, dat zal ik niet ontkennen. Afgelopen zomer maakten mijn vrouw en ik een lange reis naar Canada, een land dat de meeste mensen in verband brengen met het buitenleven. Toch concentreerden we ons op de steden. In Montreal zag ik buurten waar mensen de straten afsloten en de trottoirs bedekten met fresco’s om optimaal van de zomer te genieten. Dat zijn momenten die mij inspireren. In mijn creatieve proces begint alles met een idee. Ik stel mezelf een vraag en probeer die te beantwoorden. Net als de Canadezen die de zomer probeerden te verlengen door de openbare ruimte over te nemen. Ik zeg niet dat ik helemaal niet van de natuur houd. (Lacht) Ik werk gewoon liever met concepten dan met kleuren en vormen.

En we krijgen de indruk dat het er in je hoofd erg vrolijk aan toe gaat, klopt dat?

A G: Als ontwerper reageer je niet per se op een probleem, maar soms gewoon om dingen anders te zien of te doen. Zelfs wanneer ik te maken heb met een stuk robuust, droog hout, probeer ik een bétje lichtheid en vrolijkheid toe te voegen. De humor waar je het over hebt, zit vaak verborgen in de kleine, nauwelijks waarneembare details. Zoals Half&Half, een hanglamp voor Hind Rabii, die met zijn mix van keramiek en opalineglas een knipoog is naar een typisch Brussels drankje (half witte wijn, half mousserende wijn). Want eerlijk gezegd, wie anders dan de Brusselaars snappen de hint?

Zijn hanglamp Half&Half voor het Belgische merk Hind Rabii.
Zijn hanglamp Half&Half voor het Belgische merk Hind Rabii in 2021.

Waarmee omring je jezelf graag om je gelukkig te voelen?

A G: Eigenlijk niet veel. En zeker niet de objecten die ik heb gemaakt, tenzij het de bedoeling is dat ze me gaan vervelen en ik nieuwe dingen bedenk om ze te vervangen! (Lacht) Het gaat mij erom het uiterste uit een project te halen. We gaan zo ver in het creëren van 3D-beelden dat ik zelden verbaasd ben over de eerste prototypes die we van uitgevers krijgen. Ik durf zelfs te zeggen dat de 3D-weergave van een project voor mij al genoeg zou kunnen zijn.


Artikel oorspronkelijk gepubliceerd in IDEAT Benelux n°5 Januari – Februari 2024 en bewerkt.